S
- scheepsbel
Gewoonlijk een bel, doch in meer fraaie uitvoeringen een klok met versiering en
opschriften.
- schachtoven
Een voor brons verouderd type bestaande uit een vuurvaste cilinder waarin afwisselend
houtskool en brons werd gestapeld. Door middel van blaasbalgen kan een zodanig fel vuur
tot stand gebracht worden dat het brons gaat smelten. Het vloeibare brons wordt aan de
onderzijde afgetapt door een lemen prop uit de ovenmond te stoten (afsteken).
- schouder
De overgang van de min of meer verticale flank naar de kop, het bovenste deel van de
klok (afbeelding).
- schuifnootje
Een nootje, zie afbeelding, dat door te verschuiven elke
gewenste positie op de speeltrommel gegeven kan worden en zulks in tegenstelling met het vaste nootje.
- schuine hoogte
De rechte afstand van de lip van de klok tot aan de
schouder.
- secundaire slagtoon
Ook wel bekend onder de naam slagtoonkwart omdat deze doorgaans een undeciem
hoger is dan de primaire slagtoon.
- septiemklok zie niet-octaafklok.
- sextklok
zie niet-octaafklok.
- sierrand
Een repeterende ornament tussen twee horizontaal lopende sierringen rondom de bovenflank
van de klok. Zie de afbeelding.
- sierring
Een smalle verhoogde ring rondom de klok. Zie de afbeelding
- sjablone
De houten of aluminium mal waarmee de kern of de valse klok wordt gedraaid.
- slag
Oorspronkelijk de dikte van de slagring; later gedefinieerd als een bepaald deel
van de diameter, bijvoorbeeld het vijftiende deel. Alle
maten van een profiel worden in slagen uitgedrukt.
- slagring
Het dikste deel van de klok waartegen de klepel of hamer slaat (afbeelding).
- slagtoon
De fysiologische toonhoogtegewaarwording op het moment van aanslag van de
klok. Deze toonhoogte is niet identiek met een partiaal, doch is volgens een vuistregel
altijd een interval van één octaaf lager dan de vijfde partiaal het octaaf
(octaafregel). In werkelijkheid is de slagtoon een periodiciteitstoon die gevormd wordt
door de partialen octaaf, duodeciem en het dubbeloctaaf.
- slakken
Metaaloxides en andere niet-metallische stoffen die tijdens het smelten op het bad
drijven. Deze worden vlak voor het gieten verwijderd.
- slink
Een gietfout bestaande uit niet volledig gevormde kristallen waarvan de boomstructuur
duidelijk zichtbaar blijft (afbeelding).
- sluitrand
Een schuine rand aan de onderzijde van de kern waar omheen de onderzijde van de mantel
past zodat kern en mantel niet scheef ten opzichte van elkaar gepositioneerd worden. Op de
afbeelding ziet men een kern met de sjablone van de valse klok.
- smeltoven zie kroesoven, schachtoven en vlamoven.
- smeltverlies
Het percentage brons dat tijdens het smelten en gieten verloren gaar,
voornamelijk door verbranding. Het smeltverlies ligt in de orde van grootte van 4%.
- smelttemperatuur
Temperatuur waarbij een metaal of legering smelt. Zie ook giettemperatuur.
- sordino-inrichting
Een mechaniek op een beiaardklavier
waarmee met één handeling de diepgang verminderd
wordt waardoor de klokken zachter aangeslagen worden. Het systeem wordt niet meer
gebruikt.
- speelband
Een eindloze band van kunststof waarin gaatjes zijn geponst overeenkomstig de
gewenste muziek. Zodra een gaatje een lichter passeert, wordt een stroomkring gesloten
waardoor de bijbehorende elektromagnetische
speelhamer bekrachtigd wordt.
- speelhamer
terug
Hamer aan de buitenzijde van de klok die vanuit de speeltrommel omhoog wordt getrokken om
vervolgens als vrijvallende hamer de klok aan te
slaan. Zie ook elektromagnetische
speelhamer.
- speelklok
zie beiaardklok.
- speeltafel
zie beiaardklavier
- speeltrommel
Een doorgaans grote messing of gietijzeren wals (afbeelding)
waarin voor elke speelhamer een baan met gaatjes is
aangebracht waarin stiften, nootjes genaamd,
gestoken kunnen worden (afbeelding). Zodra
tijdens het draaien van de trommel een nootje de bijbehorende lichter
uit het trommelklavier laat kantelen, wordt de hamer
van de klok gelicht (afbeelding). Na passeren van
het nootje valt de hamer op de klok, doch wordt
daarbij onmiddellijk van de klok afgeduwd door een lange bladveer.
Een trommelmaat, dat wil zeggen de afstand tussen twee gaatjes, wordt doorgaans door
nootjes met bruggen van verschillende lengtes in achten ingedeeld (afbeelding).
Die boven het gaatje is de eerste tel en heet daarom eentje. Het tweetje is een achtste
verder, een drietje een kwart enz. Het achtje is zeven achtste noten van het eentje
verwijderd en een achtste van de volgende trommelmaat.
- spil
De verticale spil waaraan de om de vorm draaiende sjablone
is bevestigd.
- springtrommel
Een speeltrommel met een dubbel aantal banen waarbij
het trommelklavier door één baan naar links of rechts te
verspringen de banen met uitsluitend even of oneven rangnummers gebruikt. Er kan derhalve
dubbel zoveel muziek op een springtrommel.
- staalstralen
Onder hoge druk staalkorrels tegen een klok spuiten waardoor die van ongerechtigheden
kan worden ontdaan, bijvoorbeeld restanten vormmaterialen. Ook worden wel slakken
gebruikt. Met het oog op de gevaren voor de gezondheid is zand tegenwoordig verboden (zie zandstralen).
- stamper
x
Bedoeld om vormaarde aan de stampen. Men kent twee typen. De spitsstamper is een houten of
ijzeren stang met aan de onderkant een dwars geplaatst afgerond stuk ijzer. De platstamper
heeft aan de onderkant een rond of vierkant plaatje ijzer. Soms ook is de stamper geheel
van ijzer met aan de onderzijde een grotere cilindrische doorsnede.
- stapel
Middenstijl van de klassieke kroon waarin het klepeloog wordt vast gegoten.
- starre luidklepel
Een luidklepel die zich ten opzichte van de luidende klok niet beweegt.
- stembank
Carrouseldraaibank waarop grotere klokken tijdens het stemmen
worden uitgedraaid.
- stemgrafiek
Een grafiek waarin voor een bepaalde partiaal wordt aangegeven hoeveel cents die
partiaal stijgt of daalt indien aan de binnen- of buitenzijde van de klok op een bepaalde
plaats brons wordt weggenomen.
- stemmen
Door aan de binnenzijde van de klok op daartoe noodzakelijke plaatsen
brons
weg te draaien totdat de laagste vijf partialen het
gewenste akkoord vormen. Hogere boventonen worden niet
gestemd.
- stemming
De toonstructuur van een klank waarbij de afwijkingen ten opzichte van de
normaaltonen in zestienden of cents worden gegeven.
- stemvork met loopgewichten
Een stemvork met op elk been een verplaatsbaar gewicht zodat de toonhoogte van die
stemvork gewijzigd kan worden. Zie de afbeelding. Op een van de
benen is een schaal aangebracht. Wordt de voet van de stemvork op de klok geplaatst en de
frequentie van de stemvork komt overeen met die van een van de partialen dan zal de klok
in die bepaalde partiaal resoneren.
- stokkenklavier
zie beiaardklavier.
- stookgat
De opening in de vuurhaard van de vlamoven waardoor het
hout wordt geladen.
- stopbalk
De stopbalk in de klokkenstoel voor het wisselluiden
zorgt ervoor dat de klok niet de volle zwaai maakt, dus 360 graden, doch de klok afremt
zodra deze op zijn kop staat.
- stopstang
x
Een ijzeren staaf met aan het uiteinde een omgekeerd bevestigde ijzeren kegel.
Deze wordt gebruikt om het gietkanaal gesloten te houden totdat de gietkom met voldoende
brons is gevuld. Ook wordt hij wel gebruikt om ervoor te zorgen dat geen zand in de vorm
valt.
- strobostemmer
In deze toonmeter, meer bekend onder de naam strobotuner, bevindt zich een speciaal
ontworpen roterend schijfje (afbeelding) dat op
een willekeurige hoeksnelheid kan worden ingesteld. Neonlampen achter het schijfje gaan
synchroon aan en uit in de frequentie van de toon die gemeten wordt. Zodra door wijziging
van de snelheid van het schijfje het aan en uit gaan gesynchroniseerd is op de
hoeksnelheid van het schijfje, zullen de daarop afgetekende figuren stil lijken te staan.
Het verschijnsel bezit overeenkomst met de stilstaande spaken van een in een film bewegend
rijtuig, wanneer het aantal filmopnamen per minuut hetzelfde is als het aantal voorbij
draaiende spaken per minuut.
- studieklavier
Een klavier waarop de beiaardier thuis studeert. Het is een beiaardklavier dat niet met klokken is verbonden,
doch waarin als klankbron doorgaans een metallofoon is ingebouwd.
- suikerbroodmodel
Klokmodel met sterke gelijkenis met het slanke en hoge suikerbrood.
T
U
x
- uitbreken zie uitlopen.
- uitdraaien
Op een draaibank of carrouselbank een klok aan de binnenkant plaatselijk
verdunnen teneinde de juiste toonstructuur te realiseren.
- uitklinktijd
De tijd in seconden die een partiaal, in het
bijzonder de grondtoon, te horen is. Gewoonlijk wordt
deze op het gehoor vastgesteld door dichtbij de faussure
naar de klok te luisteren. Een vuistregel zegt dat de uitklinktijd van de grondtoon
minstens 0,7 maal de doorsnede in centimeters moet zijn. In wetenschappelijk onderzoek
wordt de uitklinktijd gedefinieerd als de tijd waarin de geluidssterkte met 60 dB is
afgenomen.
- uitlopen
Het weglopen van het gesmolten brons uit de gietvorm, bijvoorbeeld door een breuk in
de vorm of omdat de mantel door het vloeibare brons omhoog wordt gedrukt.
- uitwas
Een verhoogde onregelmatigheid op de klokkenwand. Soms kan deze vermengd zijn met
vormmateriaal. Zie afbeelding.
- uitwendige demping
Ook wel akoestische demping genoemd. De afname van de trillingsenergie als gevolg van het
afstralen van het geluid.
- uitwendige stemming
De onderlinge stemming tussen de klokken van een beiaard of gelui.
- undeciem
Een partiaal die een octaaf plus een kwart boven de slagtoon
ligt. Er zijn twee undeciemen. Zie octaafklok.
V
- vallende klepel
zie krukluidas.
- valse klok
Een stadium in het vormproces waarin een exact model van de te gieten klok wordt
gemaakt in leem of zand met daaroverheen was en wassen letters en ornamenten.
- vast nootje
Een nootje dat in tegenstelling met het schuifnootje slechts
voorgeschreven posities op de speeltrommel kan innemen. Een trommelmaat wordt doorgaans met acht vaste nootjes overbrugd. Die
op de eerste tel heet een eentje, op de tweede tel een tweetje enz. In de afbeelding zijn de acht verschillende vaste nootje gegeven.
- vast punt zie broeksysteem.
- verdeelschijf
Wanneer tijdens het versteken de speeltrommel voor schuifnoten handmatig wordt doorgedraaid, kan de beiaardier op de
verdeelschijf zien hoeveel maatdelen hij de trommel verdraait. De afbeelding
geeft een van de uitvoeringen van een verdeelschijf.
- verloren tuimelaar
Een tuimelaaras met twee horizontale armen aan dezelfde
zijde waarvan een over de as verschuifbaar is. De verloren tuimelaar heeft tot doel om de
verticale draad die vanaf de speeltrommel omhoog komt, recht
onder de speelhamer te brengen (afbeelding). Het systeem wordt
niet meer gebruikt.
- verloren was-methode
Ook wel cire perdue-techniek genoemd. Een vormmethode waarbij het te gieten
voorwerp in was wordt gemodelleerd waarna het vervolgens in vuurvast materiaal wordt
ingekapseld. Na verharding wordt de was eruit gesmolten. In de aldus ontstane holle ruimte
wordt het brons gegoten.
- verpikken
De klavier- of klepeldraad in een ander gaatje van de tuimelaar bevestigen.
- verschuifbare noten
zie schuifnootje.
- verschiltoon
Subjectieve toon met een frequentie die gelijk is aan het verschil in frequentie
tussen twee sterk klinkende tonen.
- versteeklat
Deze wordt vóór de speeltrommel gelegd teneinde te
zien welke trommelbaan bij welke speelhamer behoort.
- versteken
x
De nootjes in een andere configuratie op de speeltrommel bevestigen ten behoeve van een andere melodie.
- versieringsmatrijs
Houten of metalen matrijs waarin de versiering in negatief is uitgesneden zodat de
wasafdrukken die daarin gemaakt worden, positief tevoorschijn komen.
- vervangingslegering
Een goedkope en gemakkelijk verkrijgbare legering die de kwaliteiten van het
klokkenbrons evenaart. Ondanks vele pogingen is een dergelijke legering nooit gevonden.
- viertje zie
vast nootje.
- Vlaams pedaal
Pedaal waarvan het draaipunt aan de achterzijde van het klavier ligt, dus vóór
de speler.
- vlamoven
Een smeltoven waarin door de smelthaard vlammen wordt geleid die het gewelfvormig plafond
dusdanig verhitten dat het brons door stralingswarmte gaat smelten. De brandstof kan zowel
hout als olie zijn. De met hout gestookte vlamovens werken gewoonlijk op natuurlijke trek.
De afbeelding toont een oliegestookte vlamoven in twee
doorsneden.
- vliegende klepel zie rechte luidas.
- vloeimiddel
zie flux.
- voorslag
Een reeks klokken met een omvang van minder dan 1½ octaaf waarop doorgaans alleen
maar automatische muziek ten gehore wordt gebracht.
- vormstift
Een dunne ijzeren stift met een lengte van minder dan tien centimeter waarmee een
los vormdeel wordt vastgezet.
- vormplaat of vormtafel
Een ronde ijzeren schijf waarop als ronddraaiend de vorm gemaakt wordt. De sjablone is in dat geval vast opgesteld, terwijl de vorm ronddraait.
- vrijvallende speelhamer
Een speelhamer die, na opgelicht te zijn, wordt
losgelaten en vervolgens door zijn eigen gewicht tegen de klok slaat.
W
- wanddikte
De dikte van de klokkenwand, gewoonlijk als gemiddelde flankdikte.
- waterkering
zie domperrek.
- windpijp
Een smal verticaal kanaal op het hoogste deel van de gietvorm waardoor de (brandende)
gassen kunnen ontsnappen die tijdens het gieten in de vorm ontstaan.
- wisselluiden
Volgens bepaalde patronen (wiskundige permutaties) een reeks luidklokken of handbellen
steeds weer iets anders laten klinken door bijvoorbeeld telkens twee klokken in de
volgorde van aanslag te verwisselen.
- wolfskwint
In de middentoonstemming de
oneigenlijke kwint gis - es die 42 cents te klein is en eigenlijk een verminderde sext is.
Op een orgel geeft dit aanleiding tot ernstige zwevingen; vandaar de naam.
Z
- zandstralen
Onder hoge druk zandkorrels tegen een klok spuiten waardoor die van ongerechtigheden
kan worden ontdaan, bijvoorbeeld restanten vormmaterialen. Met het oog op de gevaren voor
de gezondheid is zand tegenwoordig verboden en wordt staal gebruikt.
Zie ook staalstralen.
- zestiende van een halve toon
Verouderde eenheid voor het meten van toonafwijkingen. Eén zestiende staat gelijk aan
6¼ cent.
- zwarten
Grafiet of gezeefde as, aangemaakt met water of bier, met een penseel op de
vorm aanbrengen. Zie ook deklaag.
- zweving
Het enigszins in toonhoogte en toonsterkte op- en neergaan van twee dicht bij elkaar
liggende tonen, bijvoorbeeld twee grondtonen als
gevolg van een asymmetrie in de omtrek van de klok. De bovenste tekening
geeft de trillingsvorm waarbij de asymmetrie in een buik ligt; in de onderste tekening ligt deze in een knoop.
- zwevingsvrij punt
Een punt in de omtrek van de slagring waar de klok kan worden aangeslagen zonder
dat de desbetreffende partiaal zweeft.